Ijsvogel
Ik ben de ijsvogel – een flits van blauw langs een heldere beek, stil op een tak tot ik duik op mijn prooi.
Jouw stem telt, voor mens én natuur - Teken de petitie
Ik ben de ijsvogel – een flits van blauw langs een heldere beek, stil op een tak tot ik duik op mijn prooi.
Ik ben de nachtzwaluw – een vogel van de schemering, nauwelijks zichtbaar maar onmiskenbaar in mijn trillerige zang.
Ik ben een vlinderachtige jager van de lucht, klein van stuk, maar van groot belang. Mijn naam verraadt mijn uiterlijk.
Ik ben een icoon van de wildernis, groot en statig. Mijn roep draagt over kilometers, mijn dans markeert mijn band met het landschap.
Ik ben de Kamsalamander – een bewoner van poelen, bosranden en kleinschalig cultuurlandschap.
Ik ben nog niet geboren. Mijn voeten hebben de aarde nog niet aangeraakt, mijn stem is nog stil. Toch leef ik al in de ruimte die jullie maken, of nemen.
In de schemering vlieg ik laag over plassen, beken en vennen, op jacht naar muggen en motten.
Licht, lenig, laag bij de grond. Ik beweeg snel en schichtig, vaak onopgemerkt. Ik leef op de grens – van heide naar bos, van zand naar struik.
Mijn vleugels flitsen koperkleurig boven de heide. Ik leef in zonbeschenen hoekjes waar gras kort is, de bodem schraal, het zand warm.
Mijn naam klinkt bekend, maar ik ben zeldzaam geworden. Ooit stond ik in veel van de bloemrijke graslanden van Nederland.
Ik verschijn laat in het jaar, wanneer anderen al uitgebloeid zijn. Ik ben een halfparasiet, ik leef van, maar ook samen met mijn buren in het heischraal grasland.
Mijn familie leeft al generaties lang in de open heide-velden, graslanden en bosranden van dit uitgestrekte gebied. Onze poten maken paden die geen kaart kent.
Ik ben een grote wolfsklauw, een bescheiden maar taaie overlever. Ik groei in droge heidevelden en stuifzanden, vaak op plekken waar andere soorten het opgeven.
Mijn vleugels dragen ogen, mijn vlucht is zeldzaam. Ik verschijn in de schemering, in het vroege voorjaar, waar heide en struweel elkaar raken.
Ik ben een ronde zonnedauw. Klein, kwetsbaar, en afhankelijk van natte, voedselarme bodems.
Ik ben een nachtreiziger. In het donker steek ik landen over, volg ik rivieroevers, bosranden, stilte.
Ik beweeg stil, kijk scherp, leef in samenhang. Ik ben teruggekeerd, niet als bedreiging, maar als onderdeel van iets dat ooit vanzelfsprekend was.
Mijn vleugels glanzen blauw-paars in de zon, maar alleen vanuit de juiste hoek.
Mijn wortels houden zand vast dat anders wegwaait of wegspoelt. Ik ben geen opvallende verschijning, maar zonder mij valt de bodem uiteen.
Ik ben een grote parelmoervlinder. Mijn vleugels dragen het oranje van de zomer, het fluweel van bloemenweelde.
Een nachtdier, een zoeker, een verstilde reiziger met stekels. Ik leef in heggen, ruige bermen, onder struiken en bladeren.
Groot, krachtig en oud in de verhalen van dit land. Mijn silhouet verschijnt in ochtendmist, mijn roep weerklinkt in de bronst.
Een tenger, roodachtig draadje, kronkelend om de stengel van struikhei. Ik heb geen bladeren, geen wortels. Ik leef van verbinding.
Ik ben een zandloopkever, een snelle jager van open zandige vlaktes. Mijn glanzende schild schittert in het zonlicht terwijl ik mijn leefgebied doorkruis.
Een zeldzame waterplant met een naam die je zou kunnen misleiden. Ik groei in ondiepe sloten, plassen en langzaam stromende beken.
Mijn naam klinkt vreemd, maar ik ben een kleine, schuwe spechtensoort met een bijzondere gave: als ik bedreigd word, draai ik mijn hals en lijf in kronkels om vijanden te verwarren.
Mijn leven begint in venige wateren, waar ik in het voorjaar roep, paar, en mijn eieren leg.
Ik ben een boomleeuwerik. Klein van stuk, maar mijn zang vult het luchtruim. Ik kies open plekken in het bos, jonge heidevelden en schrale zandgronden.
Ik sta hier zomer en winter. Mijn wortels reiken diep in de zandgronden van de Veluwe, mijn kruin vangt zon en storm.
Zeldzaam, schuw, en vaak over het hoofd gezien. Ik houd van heide, open bosranden en ruige graslanden.
Mijn vleugels vangen licht, mijn lijf beweegt in cirkels boven het water waar ik ben geboren. Ik leef in en rond moerassen, vennen, poelen en rietsloten.
Ik ben een Vliegend hert, een van de grootste kevers van Europa en een icoonsoort van oude loofbossen.
Ik warm me op in de ochtendzon op open zandige plekken, glip door struikhei en leg mijn eieren in losse, schrale bodem.
Met mijn familie vorm ik een roedel: zeugen, keilers, jongen. Ik graaf, wroet, snuffel en speur.
Mijn vacht is donker, mijn keel helder – en mijn leven speelt zich grotendeels af in stilte en beschutting.
Geen slang, geen worm, maar een pootloze hagedis. Ik glijd geruisloos door de strooisellaag, tussen heidestruiken en langs bosranden.
Ik laat mij zelden zien, en alleen als ik de rust voel om te verschijnen.Ik heb veilige schuilplaatsen nodig, het hele jaar door.
Ik leef in het donker, onder de grond, in eeuwenoude burchten die generaties hebben gedragen. Ik beweeg traag, bedachtzaam, trouw aan mijn leefgebied.
Ik ben de zwarte specht. Mijn roep klinkt diep door het bos, mijn rode kruin licht op tussen de stammen.
Mijn vleugels snijden stil door de lucht boven de Veluwe. Ik kom van ver, uit tropisch Afrika, om hier, in
de uitgestrekte bossen, mijn nest te bouwen.
Mijn thuis is het mozaïek van heide, struweel, braamranden en open graslanden op de Veluwe. Op de Veluwe vind ik wat ik nodig heb.