• Witsnuitlibel

    Ik ben een vlinderachtige jager van de lucht, klein van stuk, maar van groot belang. Mijn naam verraadt mijn uiterlijk.

  • Kraanvogel

    Ik ben een icoon van de wildernis, groot en statig. Mijn roep draagt over kilometers, mijn dans markeert mijn band met het landschap.

  • Kamsalamander

    Ik ben de Kamsalamander – een bewoner van poelen, bosranden en kleinschalig cultuurlandschap.

  • Levendbarende Hagedis

    Licht, lenig, laag bij de grond. Ik beweeg snel en schichtig, vaak onopgemerkt. Ik leef op de grens – van heide naar bos, van zand naar struik.

  • Kommavlinder

    Mijn vleugels flitsen koperkleurig boven de heide. Ik leef in zonbeschenen hoekjes waar gras kort is, de bodem schraal, het zand warm.

  • Kleine schorseneer

    Mijn naam klinkt bekend, maar ik ben zeldzaam geworden. Ooit stond ik in veel van de bloemrijke graslanden van Nederland.

  • Heidekartelblad

    Ik verschijn laat in het jaar, wanneer anderen al uitgebloeid zijn. Ik ben een halfparasiet, ik leef van, maar ook samen met mijn buren in het heischraal grasland.

  • Haas

    Mijn familie leeft al generaties lang in de open heide-velden, graslanden en bosranden van dit uitgestrekte gebied. Onze poten maken paden die geen kaart kent.

  • Nachtpauwoog

    Mijn vleugels dragen ogen, mijn vlucht is zeldzaam. Ik verschijn in de schemering, in het vroege voorjaar, waar heide en struweel elkaar raken.

  • Ronde zonnedauw

    Ik ben een ronde zonnedauw. Klein, kwetsbaar, en afhankelijk van natte, voedselarme bodems.

  • Wolf

    Ik beweeg stil, kijk scherp, leef in samenhang. Ik ben teruggekeerd, niet als bedreiging, maar als onderdeel van iets dat ooit vanzelfsprekend was.

  • Grote Parelmoervlinder

    Ik ben een grote parelmoervlinder. Mijn vleugels dragen het oranje van de zomer, het fluweel van bloemenweelde.

  • Egel

    Een nachtdier, een zoeker, een verstilde reiziger met stekels. Ik leef in heggen, ruige bermen, onder struiken en bladeren.

  • Duivelsnaaigaren

    Een tenger, roodachtig draadje, kronkelend om de stengel van struikhei. Ik heb geen bladeren, geen wortels. Ik leef van verbinding.

  • Zandloopkever

    Ik ben een zandloopkever, een snelle jager van open zandige vlaktes. Mijn glanzende schild schittert in het zonlicht terwijl ik mijn leefgebied doorkruis.

  • Draaihals

    Mijn naam klinkt vreemd, maar ik ben een kleine, schuwe spechtensoort met een bijzondere gave: als ik bedreigd word, draai ik mijn hals en lijf in kronkels om vijanden te verwarren.

  • Gladde slang

    Zeldzaam, schuw, en vaak over het hoofd gezien. Ik houd van heide, open bosranden en ruige graslanden.

  • Vliegend Hert

    Ik ben een Vliegend hert, een van de grootste kevers van Europa en een icoonsoort van oude loofbossen.

  • Adder

    Ik laat mij zelden zien, en alleen als ik de rust voel om te verschijnen.Ik heb veilige schuilplaatsen nodig, het hele jaar door.

  • Das

    Ik leef in het donker, onder de grond, in eeuwenoude burchten die generaties hebben gedragen. Ik beweeg traag, bedachtzaam, trouw aan mijn leefgebied.

  • Wespendief

    Mijn vleugels snijden stil door de lucht boven de Veluwe. Ik kom van ver, uit tropisch Afrika, om hier, in
    de uitgestrekte bossen, mijn nest te bouwen.

  • Grauwe klauwier

    Mijn thuis is het mozaïek van heide, struweel, braamranden en open graslanden op de Veluwe. Op de Veluwe vind ik wat ik nodig heb.